De Tweede Spaanse Republiek

De Tweede Spaanse Republiek duurde van 14 april 1931 tot 1 april 1939.

De gemeenteraadsverkiezingen die in Spanje eind april 1931 werden gehouden liepen uit in een overwinning voor de republikeinen en socialisten die zich eind 1930 in San Sebastian hadden verenigd in een Voorlopige Republikeinse Regering onder Niceto Alcala Zamora. De kiezers waren erg teleurgesteld in de monarchie, omdat koning Alfonso XIII van Spanje in de jaren twintig de dictator generaal Miguel Primo de Rivera had gesteund.

Op 14 april 1931 deed koning Alfonso XIII troonsafstand en werd de Tweede Spaanse Republiek uitgeroepen (ter onderscheiding van de Eerste Spaanse Republiek die van 1873 tot 1874 duurde). De katholieke en gematigd republikeinse Niceto Alcala Zamora werd de minister-president van een interim-regering. Miguel Maura (zoon van een minister-president) werd minister van Binnenlandse Zaken, de linkse-republikein Manuel Azaña werd minister van Defensie, terwijl de gematigde socialist Indalecio Prieto financiën beheerde.

Catalonië verkreeg een autonome status met kolonel Francesc Macià als president. Baskenland werd autonomie in het vooruitzicht gesteld, evenals andere Spaanse regio's.

In oktober 1931 traden Niceto Alcala Zamora, Miguel Maura en enkele andere ministers terug uit onvrede over de antiklerikale wetgeving. Desondanks aanvaarde Zamora in december van dat jaar het presidentsambt.
Bij de verkiezingen van oktober behaalden de linkse-republikeinen en de sociaaldemocraten (PSOE) een verkiezingsoverwinning. Manuel Azaña vormde daarop een coalitiekabinet bestaande uit linkse- en gematigde-republikeinen en de PSOE. Zamora werd president.

>>Lees verder.